Hoe Kodak vroeger onze kleur bepaalde

Wat je hierboven ziet is een Shirley kaart. Zo’n kaart leverde Kodak om printers mee te kalibreren. Heel handig, tenzij je een donkere huidskleur hebt.

Lange tijd was fotografie iets voor mannen met sterke armen: de apparatuur was log en zwaar, de sluitertijden lang. Totdat George Eastman in 1888 op de proppen kwam met de Kodak Brownie:

Deze lichtgewicht camera vereiste geen spierballen noch enige kennis over belichting of het ontwikkelen van een beeld. Je leverde de camera af bij een printlab en kon even later de foto’s afhalen. Of zoals Kodak het puntig samenvatte:

“You press the button, we do the rest.”

Als gevolg van de Brownie, kwam er een hoos aan printlabs die binnen een uur je foto’s ontwikkelden. Kodak zorgde voor de printers. En die printers moesten worden gekalibreerd. Daarvoor leverde Kodak naast de printer ook een Shirley card, die zag er zo uit:

Op de kaart zie je een kleurenstaal en Shirley Page, destijds een medewerker van Kodak. Ieder lab ontving naast de kaart ook het negatief hiervoor. Deze moest worden geprint op de eigen printer zodat het resultaat kon worden vergeleken met de per post ontvangen Shirley kaart. Zag je een kleurverschil, dan viel er nog wat af te stellen.

Later zag je ook andere vrouwen op de kaart verschijnen. Maar altijd waren het vrouwen met een lichte huid. Voor iedereen met een donkerdere huid dan ‘Shirley’ zou je eigenlijk de printer anders moeten afstellen. Maar dat was ondoenlijk in zaakjes waar werd beloofd dat je foto’s in een uur klaar waren.

Het probleem werd groter in de jaren ’50, toen in de VS steeds meer gemengde schoolklassen op de foto gingen. In de jaarboeken zag je alle hoofdjes naast elkaar en ineens zag je de verschillen. Kinderen met een lichte huidskleur zagen eruit als zichzelf. Hoe donkerder de huidskleur, hoe vreemder het beeld. Ook familiefoto’s misten detail:

De oorzaak: dynamisch bereik

Je zou zeggen, pas die Shirley kaart aan met andere huidskleuren en het is opgelost. Maar zo simpel was het niet. Het probleem zat ook in de film zelf.

Licht bevindt zich op een spectrum van zwart naar wit. Slechts een klein deel van het spectrum kan een camera ‘zien’. Dat stukje heet het dynamisch bereik. Hoe groter het bereik, hoe beter de weergave van de kleuren. Het dynamisch bereik van Kodak film was erg klein en bevond zich aan de lichtere kant van het spectrum. Dus zodra de kleuren donkerder werden, verloor de foto details.

De oplossing

Kodak reageerde traag op de kritiek, totdat enkele grote klanten hun zorgen deelden. Niet omdat ze zich bezig hielden met inclusiviteit. Wel met chocolade. In de foto’s van Kodak zag je geen verschil tussen melk chocolade en pure chocolade, niet handig voor een chocoladefabriek. Ook een meubelfabrikant klaagde over het feit dat zijn houten meubels er allemaal hetzelfde uitzagen, ondanks de grote verschillen in houtgebruik.

Via Vox

Enfin, er stond geld op het spel.

Dus in de jaren ’80 introduceerde Kodak Gold Max film. Het dynamisch bereik van die film was veel breder, waardoor donkere tinten waarheidsgetrouwer werden afgedrukt. Ook de Shirley kaart werd uitgebreid met mensen met verschillende huidskleuren.

Als je afwijkt van de meerderheid

Geen enkele technologie is 100% neutraal. Alles wordt nu eenmaal door mensen ontwikkeld. En die moeten keuzes maken, compromissen sluiten en bepalen wat mooi is.

Daarom is het belangrijk dat je als gebruiker van de technologie weet dat deze is gemaakt op basis van een standaard die voor veel mensen geldt. Soms behoor je tot die meerderheid (ik heb een lichte huid), en soms niet (ik ben linkshandig). Pas wanneer je tot de minderheid behoort, valt je op dat jij extra moeite moet doen om hetzelfde te bereiken.

Dit artikel is gebaseerd op een aflevering van de podcast 99% Invisible. Die aflevering en het bijbehorende artikel vind je hier.

En voor wie liever een samenvattend filmpje kijkt, klik op het beeld hieronder: