Waarom deze foto uit 1853 zo afwijkend is

167 jaar geleden waren er twee mannen aan het kaarten. De één zit met zijn gedachten verzonken in de mogelijkheden van zijn kaarten. En de ander … die lacht. En dat zien we bijna nooit op foto’s van vroeger. Er zijn een paar uitzonderingen, die vind je in dit artikel. Het is frappant hoe dichtbij de lachende mensen op de foto’s ineens voelen.

Lachen op foto’s

Nu doen we niet anders; wordt er een camera op ons gericht dan lachen we “spontaan”. Blijft een glimlach uit dan volgt een geïrriteerd ‘lach eens!’ Lachen op foto’s hoort, vinden wij.

Er zijn verschillende redenen waarom men vroeger niet lachte op foto’s. Ik schreef er ooit een artikel over op dit blog. Eén van de belangrijkste redenen was de sluitertijd. Die was dermate lang dat lachen geen optie was. Blijf maar eens minutenlang stil zitten met een lach op je gezicht. Krijg je kramp van in je kaken. Stilzitten was sowieso een uitdaging, getuige deze neksteun die de geportretteerde ondersteunde tijdens de zit:

Daarbij komt dat tandartsen destijds over weinig opties beschikten bij kiespijn. Had je pijn, dan ging je tand eruit. Gebitten toonden gapende gaten, iets wat je niet graag laat zien op een (kostbare) foto. En tot slot: op de foto gaan was een serieuze en dure aangelegenheid. Je kleedde je ervoor, en je keek serieus. Net als op portretten, welke een belangrijke referentie waren voor portretfotografen.

Maaarrrr, zoals met alles zijn er uitzonderingen te vinden. Foto’s waarop mensen wél lachen. En door dat ene verschil voelen mensen die 167 jaar geleden leefden, ineens veel dichterbij. Kijk zelf maar eens naar onderstaande daguerrotypies die allen omstreeks 1850 zijn gemaakt:

Vreemd toch, dat je ineens veel meer gevoel bij bovenstaande personen krijgt? We zijn gewend aan lachende personen op foto’s.

Lachen we later ook?

Alles is tijdelijk, zo ook hoe we onze camera (of telefoon) gebruiken. Selfies zijn iets van dit decennium. Vroeger heette het een zelfportret en had het nog iets gewichtigs. Nu doet iedereen het, overal. En over 100 jaar doen we weer iets anders, en kijken onze nazaten met verbazing naar onze selfies en ons gelach.