Een goede foto, en dan?

Nu ik in het examenjaar van de Fotoacademie zit, denk ik veel na over wat ik eigenlijk met mijn goede beelden moet doen. Hoe groot moet ik het afdrukken, op welk papier? Wordt het een serie, boek of een behang? Hieronder lees je hoe ik hiermee omga.

Een foto is niks

Ik realiseer me dit jaar meer dan ooit dat iedere foto een drager nodig heeft: dus iets om je foto op te laten zien. In het analoge tijdperk was dat fotopapier, maar je kunt ook steen, hout of bijvoorbeeld je eigen huid gebruiken. Als een analoog beeld geen drager heeft, dan heb je slechts een flinterdun filmlaagje dat zich nergens aan vast kan houden:

© Jiang Pengyi

Fotografeer je digitaal, dan zit je met een digitaal bestand. De drager is dan je beeldscherm. De foto zelf kun je niet vastpakken, en dat is iets dat ik wel wil.

1. Ik bestel fotopapier demo’s

Sinds ik een printer heb, print ik me suf. Daardoor realiseerde ik me hoe belangrijk het type papier is voor je foto. Zo bestelde ik een partij Hahnemühle papier omdat een medestudent daar zulke mooie prints op maakte. Wat bleek: dat papier paste voor geen meter bij mijn foto’s. Sindsdien bestel ik regelmatig demo’s. Gewoon een setje met verschillende papiersoorten om mee te experimenteren. Inmiddels heb ik twee favoriete papiersoorten. Maar ik blijf onderzoeken, want de keuze is reuze.

2. Ik kijk wat anderen maken

En dan de vorm. Wat is mijn verhaal en hoe wordt dat het beste verteld? Onlangs heb ik de Instagram-account A Photo Editor ontdekt. De eigenaar van dat account krijgt uit alle hoeken van de wereld portfolio’s toegestuurd. Die zet hij vervolgens online. Heerlijk om doorheen te scrollen en ideeën op te doen.

3. Ik beoordeel mijn verzameling fotoboeken

Je kunt je eindeloos verdiepen in wat je publiek wil, maar handiger (en makkelijker) is het om te begrijpen waarom je zelf iets hebt gekocht. Dus duik ik in mijn eigen fotoboeken. Per boek schrijf ik op wat ik er goed aan vind, en wat niet. In het begin is dat lastig, maar het gaat me steeds beter af. Bedenk dat aan alles een keuze vooraf is gegaan: het formaat, de tekst, het lettertype, de kleurstelling, het papier. Voor ieder van die keuzes bedenk je of je het geslaagd vindt, of niet. En als je iets geslaagd vindt, hoe kun jij dit gebruiken in je werk?

Kortom: de fysieke uitingsvorm van het beeld moet aansluiten bij wat ik wil vertellen. Of waar ik naar wil wijzen, als fotograaf. Er zijn natuurlijk nog veel meer uitingsvormen om te onderzoeken. Leuk om eens te bedenken hoe jij daarmee aan de slag kunt gaan.