Fotofestival Arles 2019: Dit moét je zien

Het hele jaar door bezoek ik talloze matige exposities. Soms denk ik weleens dat fotografie mij eigenlijk onvoldoende kan beroeren. Ik ben al blij als een foto mijn blik 5 seconden écht weet vast te houden. Maar dan is er Rencontres de la Photographie in Arles. 50 exposities bliezen mij ook dit jaar omver. Hierbij mijn verslag.

Voorgaande jaren schreef ik telkens één artikel over Arles. Dit jaar lukt mij dat niet, er is gewoon teveel om te vertellen. En om te voorkomen dat dit een idioot lang verhaal wordt met kop noch staart, splits ik het op.

We beginnen met een algehele sfeerimpressie en mijn favoriete expositie. Als je er toevallig bent móet je in ieder geval die bezoeken.

Maar eerst nog even wat context. Want dit festival in Arles leeft volledig onder de radar. In ieder geval in Nederland, want waar je in iedere uithoek van de wereld Nederlanders treft, heb ik tijdens dit festival één keer Nederlands gehoord. Hierbij 4 vragen en 4 antwoorden.

Voor wie is dit festival?

Rencontres (zoals de Fransen dit festival afkorten) richt zich op de professionele, kunstzinnige fotograaf, op galeriehouders, museumdirecteuren en een ieder die in de slipstream van hen werkt. Oja, en Fransen. Het festival maakt dan ook amper reclame voor zichzelf buiten de landsgrenzen.

Maar het bestaat al wel 50 (!) jaar. Dus al ver vóór dat ieder nondescript dorp een fotofestival organiseerde, was Arles al jaarlijks de fotografie aan het bezingen. 50 jaar geleden waren er drie exposities, nu 50. Een aantal daarvan kun je op een later moment terug zien in één van de Nederlandse fotomusea.

Wanneer is het?

Het festival trapt ieder jaar af in de eerste week van juli en loopt dan door tot half september. De openingsweek is de ‘ontmoetingsweek’. Heb je (internationale) fotografievrienden, dan zie je ze hier. In mijn geval waren dat de mensen met wie ik in 2017 een workshop heb gevolgd bij Alex Webb, in Rome. Bovendien zit deze week tjokvol met randactiviteiten zoals feesten en lezingen van fotografen in een oud amfitheater.

In die eerste week liepen er dit jaar 19.000 mensen rond. En daar heb je geen last van, bij geen enkele expositie was het dringen. Althans… bij sommige tentoonstellingen stond een levensgrote ventilator (het was buiten 38 graden). Die kreeg beduidend méér aandacht dan de foto’s – iedereen wilde recht voor de ventilator staan, liefst zo lang mogelijk.

Na deze week volgen er nog zo’n 70.000 bezoekers tot half september. Maar in dat getal zitten ook dagjesmensen die maar één locatie bezoeken.

Wat kost dat?

Dit festival is een koopje. Ik kocht een weekpas voor 50 euro, en dat is meteen de duurste variant. Daarmee kon ik onbeperkt alle locaties bezoeken. Voor 28 euro kun je alle locaties één keer bezoeken. En dan zijn er ook nog losse tickets per locatie, variërend van 5 tot 10 euro per stuk.

Hoe groot is het daar dan?

Arles is gróót. Of nouja, het stadje zelf niet. Maar het festival wel: dat bestaat uit 50 exposities, verdeeld over zo’n 20 locaties. Denk aan kerken, kloosters, oude overheidsgebouwen en een voormalige treinfabriek.

Alle locaties liggen vrij dicht op elkaar, waardoor je nooit langer dan een kwartiertje aan het wandelen bent. En onderweg kom je langs talloze cafés voor een espresso of witte wijn, al naar gelang het tijdstip van de dag.

Dan heb je ook nog het Voies Off festival; een gratis festival dat graag een graantje meepikt van al dat fotografiepubliek. Voies Off bestaat ook nog eens uit 230 (!) locaties, maar dan wat minder grootsch en meeslepend. Zoals een slager die nog wel een muurtje vrij heeft voor wat foto’s, of gewoon op straat; waar het kan, hangt men z’n werk op. Talloze fotografen zijn ooit in Arles ‘ontdekt’, en iedereen hoopt in hun voetsporen te treden.

Een kleine bloemlezing van de muurkunst:

Maar dan: wat viel er te zien? Nouja, 50 exposities dus. Waarvan ik er in dit artikel eentje uitlicht:

The Anonymous Project

Dit project stak met kop en schouders boven de rest uit.

Het was he-le-maal áf.

En het gekke is: de fotograaf is onbekend. Het zijn er talloze. Allemaal fotografeerden ze hun (gezins-)leven in de jaren ’50, met een Kodachrome filmrolletje. De resulterende dia’s staan op het punt van vergaan, en dat is meteen de reden dat twee mensen – Lee Shulman en Emanuelle Halkin – zich geroepen voelden de boel te digitaliseren.

Leuk, zul je denken. Totdat je de expositielocatie betreedt: een klein stenen huisje dat zo uit de jaren ’50 lijkt te zijn getrokken. De grammofoonplaat staat aan, er worden dia’s vertoond, je kunt plaatsnemen op de retro zitbank. Of je wandelt naar de garage waar een old-timer staat – vergezeld van wederom projecties op de muur van talloze foto’s van mensen met hun auto. Iedere kamer heeft z’n eigen thema en bijpassende foto’s.

Ik kon er uren naar kijken.

Het is niet zomaar een lofzang op het huiselijk leven in de jaren ’50. De makers onderzoeken met deze verzameling beelden wat een huis een ‘thuis’ maakt. En die lijken ze vinden in de berg foto’s die ze met ons delen:

“The simple answer is the people that live in it. A home is built not by bricks or wood, but with the bond of family.

A home is a place that reminds a person of countless memories and values when he walks through a corridor of the house, or looks at one of his belongings.”

~ The Anonymous Project via LensCulture

Voor wie een wat betere indruk wil krijgen van hoe het eruit zag; hieronder een kleine impressie (waarbij je nog maar de helft van de vertrekken ziet).

Enfin: indrukwekkend dus. En een expositie die lastig te verplaatsen valt. De kans is groot dat dat wél gaat gebeuren en je de foto’s terug ziet aan de muur van een museum. Maar daar hoef ik dan niet heen 🙂