Ik was 3 jaar oud toen ik dit tekende

Onlangs kreeg ik een tasje vol met tekeningen van vroeger van mijn ouders. Mijn vader had destijds een datum op iedere tekening geschreven. Handig, want zo kon ik opzoeken of ik een beetje behoorlijk tekende voor mijn leeftijd. Ik bleek precies conform de norm te tekenen (saai). Maar ik deed ook een inzicht op: mijn zelfbeeld is nauwelijks verder ontwikkeld.

Als afgestudeerd neuropsycholoog (niet-praktiserend) weet ik dat tekeningen iets zeggen over de mentale ontwikkeling van een kind. Alleen wát precies, dat ben ik al lang weer vergeten. Tijd dus om daar weer eens in te duiken.

Een koppoter

Mijn eerste nog bewaarde tekening maakte ik toen ik 2 jaar en 10 maanden was:

Wat je hier ziet, is een zogenaamde koppoter. Het eerste wat kinderen op deze leeftijd tekenen is het gezicht: het meest belangrijke onderdeel van een mens (voor de communicatie). Na het gezicht gaat het kind benen tekenen in een lijnvorm. Er wordt vermoed dat het kind zichzelf tekent, of niemand in het bijzonder.

Ruim 3 maanden later kom ik tot het inzicht dat een mens ook armen heeft. En handen en voeten. Dat inzicht gaat overigens wel ten koste van de omvang van het hoofd.

Weer ruim 3 maanden later is de boel iets meer in balans, bovendien teken ik nu twee koppoters. De rechter heeft zelfs haar en twee oren. De rol van de losse elementen tussen beide koppoters is voor mij onduidelijk, en zo te zien ook voor de linker koppoter.

Trouwens, mijn eigen gekrabbel doet me denken aan het werk van Tom Curtis. Hij maakte levensechte varianten van de tekeningen van zijn kinderen. Bijvoorbeeld deze:

Ik ben een hoofd op pootjes

Tekenen doe ik nog steeds bij vlagen, maar ik ben het koppoter-stadium wel voorbij (kijk maar).

En toch: qua zelfbeeld voel ik me nog steeds een hoofd op pootjes. Die term is dan ook een vast onderdeel van mijn vocabulaire geworden. Ik gebruik het graag gekscherend als mijn hoofd uiteenspat van ideeën en ik totaal ontaard raak. Mijn romp is dan hier, maar mijn hoofd op pootjes is elders. Dat leidt tot allerlei onhandigheden:

– Ik zoek zo’n 4x per dag mijn telefoon (kost me zomaar 7 minuten per keer)
– Ik herinner me nooit wat ik heb ingepakt in mijn koffer (zit mijn oplader er nou in of niet?)
– Een supermarktbezoek duurt bij mij véél te lang, mijn hoofd blijft altijd buiten wachten

Waarom fotograferen mij helpt

Gelukkig heb ik mijn camera. Want zodra ik daarmee op pad ben, kunnen mijn ideeën landen in mijn lijf. Die camera dwingt me om te kijken en me tot mijn directe omgeving te verhouden. Mijn hoofd gaat er dan nooit vandoor. Die wil juist onderdeel zijn van wat ik daar aan het doen ben. Eindelijk val ik dan samen met mijn romp. Want die romp moet aangestuurd worden.

Tip voor andere hoofden op pootjes

Zelf weet ik dondersgoed wat ik moet doen als het weer zover is en mijn hoofd ervandoor is. Gewoon even buiten gaan wandelen, zónder telefoon (makkelijk zat want die ben ik toch meestal kwijt). Of een simpele tekening maken, bijvoorbeeld iets natekenen. Of 10 fysieke (sport-)oefeningen doen. Of 1 foto maken, gewoon van iets in mijn directe omgeving. Dit soort dingen halen mij pardoes weer naar het hier en nu.

Ik weet het allemaal wel, maar ik doe het natuurlijk niet. Daarom schrijf ik het op en deel ik het op dit blog. Wie weet doe jij er wél wat mee 🙂

Meer over tekenen

Zin om zelf weer aan de slag te gaan met tekenen? Koop dan dit werkboek. Of deze vertaling in het Nederlands. Is echt een feestje om mee aan de slag te gaan.